zondag 22 augustus 2010

Terugkijken

Nog niet zo lang geleden betekende terugkijken bijvoorbeeld de blik op het verleden: 'hij zag terug op een gelukkige jeugd'. Dat betrof dan een figuurlijke variant van het letterlijke terugkijken: 'ik staarde al lang naar haar en toen ze plotseling terugkeek en mij dus betrapte, wendde ik mijn blik snel af'. Tegenwoordig hoor je echter een variant waarin het werkwoord terugkijken gaaf overgankelijk is: 'U kunt dit programma terugkijken', zo wordt ons regelmatig verzekerd. Kijken is al langer bruikbaar met een lijdend voorwerp, in ieder geval in de spreektaal: ik kijk televisie, ik kijk film, in plaats van 'kijken naar de televisie, kijken naar een film'.

Waarop slaat het voorzetsel 'terug' echter in de zinsnede 'een programma terugkijken'? Op de handeling van iets dat in het verleden plaatsvond naar een nog komen heden verplaatsen? Of betekent het zoiets als 'opnieuw', 'nog eens' dan wel het teruggaan in de tijd? Het feit dat zowel iemand die het programma gemist heeft als degene die het nog een keer wil zien, kan worden bediend, leidt ertoe dat 'herbekijken' of 'opnieuw bekijken' ook niet compleet bevredigend is. Terugkijken (van een programma) is m.i. ook erg onbeholpen. Wie heeft een goede suggestie?

Geen opmerkingen: